Tagarchief: verhalensafari

Uitzonderlijk

Johannes Christiaan Janson eind 18e eeuw

Johannes Christiaan Janson eind 18e eeuw

Deze week was ik in het Openluchtmuseum. Een van mijn favoriete musea als kind, en nu ook  als moeder. Midden in het museum staat een prachtige gele ophaalbrug. En op die ophaalbrug hangt een prijslijst uit 1892. Schepen die er onderdoor wilden, moesten betalen. Voetgangers en wagens die er overheen wilden, ook. Vier penningen. Een stuiver.

Ik las het briefje, zoals ik als kind zo vaak deed, me verbazend over het taalgebruik en de prijzen. Dit keer viel me iets anders op. Er stond:uitgezonderd

Uitgezonderd een kind dat nog zuigende op de arm gedragen wordt, zal vrij zijn.

En ik vroeg me af, hoe ging dat dan eind 19e eeuw? Hoe oud waren die kinderen? Mocht het ook op de arm van de vader gedragen worden? Waren ze zes maanden? Drie jaar? Werd er een bewijs gevraagd? En moest het altijd borstvoeding zijn, of waren er in 1892 andere mogelijkheden? En was je dan toch een zuigeling? Was dit een duidelijke regel, of was er verwarring over?

De prijslijst gaf geen antwoord.prijslijst 2

Hoe ging dat met baby’s in die tijd? Heel idyllisch was het allemaal niet denk ik. Ja, vrouwen gaven borstvoeding, huurden een min misschien, maar gaven ook aangelengde koemelk. Sinds de tweede helft van de 19e eeuw was er via de apotheek fabriekszuigelingenvoeding te koop. De zuigelingensterfte was nog steeds hoog. Eén op de vijf baby’s ging dood. Maar dat was al een stuk minder dan in de tijd er voor.

Bendrop 1852

Bendrop 1852

Ondertussen verzocht een medewerker in een ander museum een moeder om geen borstvoeding te geven. Of dat ergens anders te doen. Of zoiets. Het fijne weet ik er niet van. Fijn is wel dat dat museum snel tot inzicht kwam dat baby’s wel in het openbaar komen, en dat ze dan ook wel wat willen drinken. En dat alle plekken die geschikt zijn om een baby een fles te geven, ook geschikt zijn om de borst te geven. Want zo eenvoudig is het volgens mij.

Maar wat me opviel, aan dat bericht, en ook de prijslijst bij de brug, dat het feit dat er baby’s zijn, en dat ze drinken, zo uit ons straatbeeld is verdwenen. Iets lezen over zuigelingen in officiële papieren, in beleid? Bij uitzondering.

Pissarro 1882

Pissarro 1882

Drinkende baby’s zijn “not done”. Voor foto’s van een kind aan de borst zijn we te preuts geworden. En foto’s van jonge baby’s aan de fles schaden reclamecodes en brengen mensen op verkeerde ideeën.

Nog even en we suggereren dat baby’s 20 van de 24 uur in hun bedje boven moeten slapen. Kan niemand ze zien (of horen) en er aanstoot aan nemen.

Opvoeden leerden we honderden jaren, met vallen en opstaan, van elkaar. Door het opvoeden en verzorgen te zien, overal. Wat me tot mijn volgende overweging brengt:
Wanneer komt er een nationaal museum van de opvoeding? Of nog beter… kan dat geen thema wandeling zijn in het Openluchtmuseum?

Opvoeden en opgroeien in het Openluchtmuseum. Kinderen die nog zuigende op de arm gedragen worden, mogen gratis.

Meer prachtige moeder en kind illustraties in het Rijksmuseum

Het Nederlands Openluchtmuseum is vrij toegankelijk met een Museumjaarkaart. Kinderen tot en met 3 jaar gratis

De verdwenen baby

baby kleding
Ik had een baby. Twee zelfs. Tenminste dat dacht ik. Hier en daar zijn er nog sporen. Een babybadje. Een rammelaar. Nee geen zorgen. Er is niets ergs gebeurd, niets verdrietigs.

Maar de baby’s zijn wel verdwenen.
Het lijkt nog maar zo kort dat ik ze voor het eerst in hun ogen keek. Een verwondering en herkenning zo diep. Zo veel kracht in zo’n klein mensje. Twee kindjes zo ontzettend van ons en tegelijkertijd zo zichzelf. Clichés dekken het gevoel niet.

“Babies are such a nice way to start people.” Don Herold

En het gekke aan baby’s is dat je ze soms groot wenst. Dat je wenst dat het sneller gaat, dat ze kunnen vertellen wat er is, dat ze je even wat minder nodig hebben. Voor baby’s zorgen kost veel energie.
En baby’s? Die doen meestal gewoon wat baby’s horen te doen: lekker drinken, huilen als iets hen verstoord, glimlachen, schaterlachen, luiers vol poepen, je vinger en je blik vasthouden. Je nabijheid zoeken, soms afdwingen. En dan zonder dat jij en ik het door hebben, verdwijnen de baby’s.

Ja, de baby’s in mijn huis zijn echt weg. Er komen er ook niet meer. Als ik mijn best doe, kan ik het gevoel wel even terughalen. Maar als ik naar foto’s kijk ben ik verbaasd. Onder mijn ogen zijn ze gegroeid, veranderd, zelfstandiger geworden. Hoe is het mogelijk dat je dat niet ziet?

Tussen de Lego, Barbies en Playmobil op mijn vloer zitten twee kinderen. Een grotere en een kleinere. Voorzichtig ga ik er bij zitten. Ik kijk, ik luister en doe mee. Eventjes. Deze kinderen zijn er zomaar ineens, en ik weet tenslotte niet voor hoe lang.

Kroeg-zonder-tekstschrijver

jenever

Deze week was ik op verschillende plekken met verhalen. Een restaurant waar het terras midden in de moestuin stond. Verse courgettes, tomaten, kolen en bramen illustreerden het menu. Eieren van de boer 800 meter verder op. Het was mooi bedacht en een leuk concept.

Maar gister, gister was ik in een kroeg zònder concept. Een kroeg zo oud dat het een wonder is dat hij door de controles heen komt. Hij was oud, bruin, rook naar eeuwen rook en bier. De sfeer was relaxt en de bediening sympathiek. Op een bankje buiten keek ik naar voorbijtrekkende toeristen, een enkele student, gezinnen, Amsterdammers.

En binnen? Binnen hingen verhalen. Niet gerestyled. Niet uit een concept. Versierd met bordjes, aanwijzingen, foto’s en veel opgezette dieren. Zo’n plek waar je graag even in een tijdmachine zou willen stappen. Terug naar 1626 toen ze net opengingen. De tijd van Rembrandt en Vondel. De VOC bestond nog maar net. De zeeën lagen open.

Maar ook de tijd van de Pest. Durfden mensen toen nog naar de kroeg? Het was ook een tijd van oorlogen met de Engelsen. Grote zeeslagen. Gevolgd door de Franse tijd. Stonden Napoleons soldaten ook hier aan de toog? Of was dat strikt gescheiden?
In de 19e eeuw groeide Amsterdam snel. Deze kroeg ligt tussen statige grachtenpanden, maar de Jordaan ligt om de hoek. Kwamen de fabrieksarbeiders hier? Of waren het toch de heren die hier jenever kwamen drinken?

Wie stonden aan deze toog?

Wie stonden aan deze toog?

Ik ben geen kenner, maar op het oog ook zijn de meeste herinneringen in de kroeg uit de 19e en 20ste eeuw. Een portret van Koningin Juliana en Prins Bernard. Wie hing het op? En wanneer? Een bakelieten telefoon. Een opgezet aapje (te eng om een foto van te maken). Een bruid en een bruidegom everzwijn. Tot wanneer waren die nog te vinden in de bossen rond Amsterdam?

Een bordje zegt: “Nicht rauchen”. Blijkbaar was er eerder een rookverbod. In de jaren veertig? Ook wordt er gewaarschuwd voor overmatig drank- en taalgebruik. Dat past dan wel weer bij mijn eigen opvoedkundige inslag.

Dat er ook een helende werking van de kroeg uitging, misschien door drank of de geboden ontspanning, is te zien aan het bord “patiënten” wat mensen richting het poolbiljart stuurt. En geheeld voel ik me, door deze kroeg-met-geschiedenis. Nieuwsgierig naar wat een geschiedschrijver er van zou maken.

Ach vader, toe

Ach vader….

Meer over de oude bruine kroegen van Amsterdam?
Café Brandon
Luister naar de eigenaar
Geschiedenis van bruine kroegen

Café Brandon

Café Brandon

Dingen die voorbij gaan

imageIk ben iemand die herinneringen koppelt aan dingen. Voorwerpen, geuren. Mijn huis is vol. Een huis vol herinneringen van de afgelopen 39 jaar. Ballast noemen sommigen dat, een hamsteraar ook. En dat is misschien wel waar. Hoewel de kastdeuren nog dicht kunnen en we de vloer nog kunnen zien.

Maar ik heb nog bonnetjes van dat leuke restaurantje waar we toen aten. Ik kan precies lezen wat we toen bestelden. Bijna proef ik het weer. Ik heb een babydekentje wat mijn tante voor me maakte. Een sleutel van een huis waar ik al heel lang niet meer woon. Het T-shirt wat ik droeg bij de eerste kus met de vader van mijn kinderen.

De herinneringen in de dingen gronden me. Doen me even weer denken aan waar ik vandaan kom, waar ik ben geweest, hoe ik me toen voelde. Even een moment niet bezig zijn met het hier en nu of waar ik naar toe ga. Het leven is een verzameling herinneringen.

Dat ook kinderen dit kunnen ervaren vind ik mooi. Mijn zoon van zeven die het heeft over “Vroeger, toen hij nog klein was”. En mijn dochter, amper 4 jaar, zoekt ook herinneringen. Met dit warme weer trok ze haar oude babylakentje onder uit de la. Als ze thuis is, zit ze met dat lakentje op schoot. Het herinnert haar aan een tijd die ze niet meer echt in woorden kan vatten.

In de badkamer wijst ze naar het oude babybadje. “Mama,” zegt ze, “Zullen we die maar aan een ander baby’tje geven. Ik ben nu daar veel te groot voor”. En ze loopt weg, babylakentje in haar armen. Voor het eerst bewust dat ook zij een vroeger heeft.